Taal, spraak en gehoor

Kinderen worden al op zeer jonge leeftijd naar ons verwezen als er problemen zijn in de spraak en de taal. Preventieve begeleiding bij spraak en taal kan veel problemen op latere leeftijd voorkomen.

Slechthorendheid is een hoorstoornis waarbij het gehoor licht tot zeer ernstig gestoord kan zijn. Het kan aangeboren of verworven zijn.

Spraak en Taal

Jonge kinderen, worden vaak na observatie en onderzoek begeleid, door ouders adviezen te geven om ze te helpen de spraak- taalontwikkeling van hun kind te stimuleren.

De begeleiding van kinderen die wat ouder zijn, is meer direct gericht op het kind, maar nog steeds spelen de ouders een grote rol. Centraal staat een ongedwongen sfeer en spelsituatie waarin we de spraak- en taalontwikkeling van het kind stimuleren. De ouders krijgen adviezen mee voor thuis om het kind te helpen.

Vanaf de kleuterleeftijd kan de therapie meer “leergericht” zijn, maar een ongedwongen sfeer blijft een voorwaarde en ook de samenwerking met de ouders. In sommige gevallen zijn de ouders niet meer aanwezig bij de behandeling, maar overleggen we aan het begin en aan het einde van de behandeling met de ouders en geven we oefeningen (spelletjes) mee. Ook samenwerking met school werkt vaak positief mee aan de resultaten van de behandeling.

We spreken van spraak-/taalontwikkeling, omdat spraak en taal vaak onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Spraak gaat over de vorm waarin gesproken wordt, hoe het klinkt of ook wel de uitspraak, de articulatie.Taal geeft aan hoeveel woorden kinderen kennen en gebruiken, ook wel woordenschat, de lengte van zinnen, hoe worden zinnen opgebouwd, ook wel zinsbouw, de grammatica en de verhaalopbouw.

Wat doen wij?

Binnen de logopedie hebben wij heel veel verschillende methodes om een kind te helpen met zijn spraak- en taalontwikkeling. Naar aanleiding van onderzoek kunnen we bepalen wat de oorzaak van het probleem zou kunnen zijn. Daarnaast zoeken we de methode die het beste bij het kind past.

Gehoor

Als slechthorendheid aangeboren is, heeft dit invloed op de ontwikkeling van de taal en de spraak. Een kind leert door veel na te doen en te herhalen dat klanken betekenis hebben. Het leert zijn eigen klanken bij te sturen zodat die gaan lijken op de taal die het hoort; op deze manier leert het kind spreken. Een slechthorende baby zal niet of nauwelijks reageren op zijn eigen gebrabbel en op de klanken uit zijn omgeving. Hij leert de betekenis van geluiden en spraak onvoldoende herkennen. Een achterstand in het begrijpen van taal en het leren spreken is het gevolg. Deze achterstand kan ook op volwassen leeftijd nog bestaan. Het is belangrijk om zo vroeg mogelijk te ontdekken dat een kind slechthorend is.

Slechthorendheid kan ook op latere leeftijd verworven worden. Verworven slechthorendheid dat na de eerste levensjaren is ontstaan, heeft in mindere mate invloed op de ontwikkeling van de spraak en de taal. Slechthorendheid kan veroorzaakt worden door een ongeval, door een infectieziekte of door het gebruik van bepaalde medicijnen. Een andere oorzaak is lawaaibeschadiging. Hierbij is de werksituatie van grote invloed (denk aan een metaalfabriek of zagerij), maar ook het geregeld blootstaan aan zeer harde geluiden (bijvoorbeeld op een schietbaan, in een muziekband of discotheek). Bij het ouder worden is slijtage van het binnenoor de grootste oorzaak van het slechter horen, de zogenaamde ouderdomsslechthorendheid. Als gevolg van de slechthorendheid ontstaan er problemen: de deurbel en de telefoon worden minder goed gehoord. Muziek klinkt vaak vervormd. Het onderling contact (de communicatie) wordt verstoord omdat spraak niet goed verstaan wordt, zeker als er in een lawaaiige omgeving gesproken wordt. Een slechthorende kan zich hierdoor zeer buitengesloten voelen. Bij slechthorendheid zal de huisarts naar de kno-arts verwijzen voor een gehoortest; eventueel volgt onderzoek in een audiologisch centrum.

Middenoorontstekingen die gepaard gaan met vocht in het middenoor kunnen slechthorendheid veroorzaken. De grootte van het gehoorverlies wordt vooral bepaald door de mate van vochtophoping in het middenoor. Het gehoorverlies is licht tot matig van aard (tussen 0 en 50 dB) en bedraagt gemiddeld 20 dB. Middenoorontstekingen komen bij jonge kinderen veel voor; na 5 a 6 weken zijn de klachten meestal voorbij en het kind hoort weer goed.
Kinderen die in de eerste levensjaren regelmatig middenoorproblemen met gehoorverliezen hebben, kunnen problemen krijgen in de spraak- en taalontwikkeling. Een kind leert de spraak en taal immers door het luisteren naar zijn omgeving en door het imiteren van het voorbeeld dat zijn omgeving aanbiedt. Door het verminderde gehoor is het kind hiertoe onvoldoende in staat. In de spraak vallen dan vooral uitspraakproblemen op. In de taal kunnen woordenschat en zinsbouw zich minder goed ontwikkelen. Wisselende gehoorverliezen kunnen op school de leerprestaties negatief beïnvloeden. En doordat het kind zich steeds moet inspannen om goed te horen, kunnen ook gedragsproblemen optreden. Een medische ingreep, zoals het plaatsen van middenoorbuisjes (trommelvliesbuisjes), kan bij kinderen met een vaak terugkerende middenoorontsteking noodzakelijk zijn. De kno-arts verricht deze ingreep. Als het gehoor zich herstelt, blijkt dat de achterstand in spraak- en taalontwikkeling in de regel ook ingehaald wordt. Dit inhalen neemt wel kostbare tijd in beslag. Bovendien kunnen, als het middenoor vaak ontstoken raakt, de spraak- en taalproblemen groter worden. Logopedische therapie is dan van belang, ook om leermoeilijkheden op schoolleeftijd te voorkomen. De logopedist in het audiologisch centrum kan gehooronderzoek doen en indien nodig adviseren over het aanpassen van een hoortoestel. De logopedist begeleidt de slechthorende en zijn omgeving bij het leren omgaan met een hoortoestel en adviseert bij andere technische hulpmiddelen.
Een hoortoestel lost echter niet alle problemen op. De logopedische behandeling bij ons in de praktijk is er daarom op gericht de communicatie zoveel mogelijk te herstellen. Leren spraakafzien (liplezen) kan belangrijk zijn; oefenen in groepsverband is hierbij zeer zinvol.

Voor meer informatie over slechthorendheid zie:

www.nvvs.nl/foss/

www.fenac.nl

Wat doen wij?

Wij onderzoeken of en hoe groot de taal- en spraakachterstand bij kinderen is. Zowel het begrijpen als het uiten van taal wordt onderzocht. In de logopedische behandeling wordt aandacht besteed aan het verminderen van de taalachterstand, het aanleren van een goede uitspraak, het geven van specifieke hoortraining en het leren spraakafzien (liplezen). Dit gebeurt zoveel mogelijk in een spelsituatie. De logopedist begeleidt de ouders, leert indien nodig omgaan met een hoortoestel en adviseert bij andere technische hulpmiddelen voor slechthorenden. In het algemeen wordt met logopedische behandeling de achterstand ingelopen. Bij ernstige slechthorendheid kan verwijzing naar een school voor slechthorende kinderen nodig zijn. Bij volwassenen met een aangeboren slechthorendheid zal de behandeling zich vooral richten op (hernieuwde) aandacht voor de uitspraak en spraakafzien. In de logopedische behandeling worden zowel het luisteren als de spraak en de taal getraind. Dit gebeurt zoveel mogelijk in een spelsituatie. Het ademen door de neus is belangrijk voor een juiste functie van het middenoor. Indien nodig leert de logopedist het kind door de neus te ademen.

De behandeling wordt meestal met goed resultaat beëindigd. Dit hangt af van de duur, de mate en de aard van het gehoorverlies.

Logopedie en lees- en spellingsproblemen

Veel lees- en spellingsproblemen vinden hun oorsprong in problemen met de taalontwikkeling, fonologie en/of de auditieve vaardigheden. De logopedist is deskundig op deze gebieden en onderscheidt zich daarmee van andere disciplines. Lees- en spellingsproblemen moeten vroegtijdig gesignaleerd worden. Als er vervolgens adequate hulp geboden wordt kan de uitingsvorm van de lees- en/of spellingsproblemen beperkt zijn. Vroegtijdige, effectieve hulp is dan ook heel belangrijk.

Er zijn 4 typen taalleerproblemen te onderscheiden die een relatie hebben met het lezen en spellen:

1. Auditieve verwerkingsproblemen
2. Spraakproblemen
3. Grammaticale problemen
4. Problemen met betekenisverlening

De rol van de logopedist bij auditieve verwerkingsproblemen

Leerlingen met auditieve verwerkingsproblemen hebben moeite met het onderscheiden, herkennen, analyseren en synthetiseren van spraakklanken. Een logopedist kan een kind helpen klanken te leren manipuleren waarbij in een vroeg stadium met klanken en letters wordt gewerkt. Het effect hiervan is bewezen.

De rol van de logopedist bij spraakproblemen

Een logopedist is alert op het effect van spraakproblemen bij het lezen en spellen. Bij de behandeling komen de auditieve, visuele en spraakmotorische componenten van een woordstructuur aan de orde. Kinderen moeten een woord horen, zien (letters en mondbeeld) en uitspreken.

De rol van de logopedist bij grammaticale problemen

Grammaticale problemen bij kinderen zijn vooral terug te vinden bij het niet correct kunnen toepassen van regels met betrekking tot woordvorming, zinsbouw en spellingsregels.

De rol van de logopedist bij problemen met betekenisverlening

Kinderen die problemen hebben met de betekenisverlening hebben moeite met het vinden van de juiste woorden, met het leggen van relaties tussen woorden en met pragmatisch taalgebruik. Deze problemen komen bijvoorbeeld tot uiting bij het begrijpend luisteren en begrijpend lezen. Maar ook bij het vertellen van verhalen, zowel mondeling als schriftelijk (stellen). De logopedist kan een kind helpen om woordvinding en pragmatiek te benaderen via geschreven taal, zeker wanneer er sprake is van lees- en spellingsproblemen.

Wat doen wij?

De logopedist heeft, mits er sprake is van auditief fonologische verwerkingsproblemen, vele behandelmethodes om de lees- en spellingsproblemen aan te pakken.